Pluk en was een kwart Pfund rijst (140,322 g) en doe het met een pollepel koud water en een klontje boter in een stoofpan op kolen, zodat het mooi opzwelt en wit wordt.
Giet er dan sterke vleesbouillon over, bij voorkeur kippenbouillon; schraap en was ook een selderijwortel, snijd die in kleine stukjes en voeg fijngestampte foelie toe.
Laat de rijst een goed uur koken, pel ondertussen vier Loth (70,161 g) amandelen, die fijn gestampt worden met een beetje eiwit; kook zes eieren hard, stamp de dooiers fijn in een vijzel, doe de rijst, amandelen en eierdooiers samen in een haarzeef of smalle zeef en roer krachtig met een beetje vleesbouillon.
Het vet dat zich op de bodem van de zeef of het vergiet vormt, wordt met een lepel verwijderd, bij de soepbouillon gedaan en op kolen gelegd zodat de soep weer goed heet wordt.
De soep mag echter niet koken, want dan verliest hij zijn mooie witte kleur en wordt hij grijs.
Meestal wordt boterbiscuit gebruikt voor plakken in deze soep, maar als dit te omslachtig is, wordt de buitenste korst van een melkbrood afgewreven, het brood in plakken gemaakt en op kolen gelegd met kokende vleesbouillon zodat ze opzwellen; dit wordt ook gedaan met boterbiscuit.
Dan wordt de soepbouillon erover gegoten en opgediend.
___________________________________________________________________________________________________________