Fijne gerst wordt met water heel zacht gekookt, dan in een vergiet gegoten en met vers water afgespoeld om het slijmige weg te krijgen.
De gerst wordt dan in een stoofpan met een stukje boter op kolen gezet en gestoomd; het vuur mag echter niet te sterk zijn.
Ondertussen worden vier of zes Borsdorfer-appels1) geschild en, omdat de appels groot zijn, in vieren gesneden, met wijn en suiker zacht gekookt, door een vergiet bij de gerst geroerd en nog wijn toegevoegd, totdat de soep de juiste dikte heeft.
Nu komt er kaneel, fijngesneden citroenschil en, voor wie van zoet houdt, ook nog suiker bij.
Bij het serveren worden twee eidooiers geklopt, een paar lepels zoete room erdoor geroerd en aan de soep toegevoegd.
Dit geeft de gerst het uiterlijk alsof hij met vleesbouillon is gekookt.
Met sago kan de soep op dezelfde manier worden gemaakt.
Voor zes personen rekent men acht Loth fijne gerst en vier of zes appels.
___________________________________________________________________________________________________________
Voetnoten
1) Borsdorfer appel is een naam voor verschillende soorten cultuurappels. De bekendste daarvan is de oudste Duitse appelsoort Edelborsdorfer (voor het eerst genoemd in 1175). Synoniemen zijn Edler Winterborsdorfer, Reinette Batarde, Reinette d’Allemagne, Leipziger Renette, Rubinaapfel en Schwarzer Borsdorfer.