Neem voorzichtig de buitenste twaalf bladeren van een grote platte kool, snijd het hart en de overige binnenste bladeren eraf en hak ze fijn of snijd ze met een hakmes, stoom ze vervolgens in boter of hete reuzel in een messingenen pan of een stoofpan (want in een ijzeren pan wordt de kool grijs), De bladeren worden een minuut lang in kokend water geblancheerd en met koud water afgespoeld. Leg ze op een vergiet zodat het water eraf kan lopen.
De vulling wordt op de volgende manier gemaakt:
Voor een koolkrop voor vier tot zes personen neemt men een pond (561,288 g) kalfsvlees en vier lot (70,161 g) vers niervet; als er geen kalfsvlees is, neemt men varkensvlees, of restjes van een braadstuk. Het vlees wordt fijngehakt, vervolgens gezouten en gekruid met foelie en een mespuntje peper. Drie handenvol paneermeel worden in reuzel geroosterd en samen met de gestoomde kool en het gehakte vlees met vijf eieren en een theekopje zoete room opgediend. Daarna legt men in een platte schaal zes draden van gedraaid linnen garen kruislings en bindt ze in het midden vast; het uiteinde van de draden moet echter aan elke kant over de schaal heen hangen; op deze draden legt men in het midden van de schaal een van de grootste bladeren, eromheen legt men de overige bladeren, zodat de bovenkant van elk blad onderaan op het eerste blad samenkomt en de ribben boven elkaar uitkomen. De vulling wordt goed door elkaar geroerd en op de opgestelde bladeren gegoten; daarna wordt er weer een blad op gelegd, de omhoogstaande bladeren worden met de handen naar binnen gedrukt, zodat ze weer de vorm van een kool krijgen. Nu wordt er nog een blad op gelegd en worden de draden aan de bovenkant allemaal samengebonden; in een stoofpan wordt een kruis van dunne stokjes gelegd en de kool erop.
Nu giet men er zoveel vleesbouillon bij dat de bouillon tot halverwege de kool komt; de stoofpan wordt afgedekt met een passend deksel. Men geeft hem onder en boven gloeiende kolen; maar niet te sterk. De kool moet twee uur koken. Een half uur voor het serveren roostert men een eetlepel bloem mooi geel in boter of reuzel, roert dit door de bouillon van de kool, voegt een beetje peper en nootmuskaat of foelie toe en laat het koken. Als de bouillon te sterk is ingekookt, voegt men vleesbouillon toe. Als men de gevulde koolkop serveert, tilt men deze met een brede lepel op de schaal, snijdt de draden door, giet de bouillon eromheen en serveert het gerecht. Men kan het met of zonder garnering serveren, naar eigen smaak.
___________________________________________________________________________________________________________