Voor een grote pastei neemt men drie Pfund (1683,864 g) fijne bloem, doet dit in een kom, voegt zout toe en wrijft het met 18 Loth (315,7245 g) reuzel totdat men ziet dat de reuzel goed in de bloem is gewreven. Vervolgens giet men er lauw water bij, in het begin niet te veel, want men kan later nog bijgieten. Het deeg mag niet te zacht worden. Kneed het deeg tot het mooi glad is, verdeel het in twee delen en vorm de pasteitjes zoals u dat al weet. Voor degenen die nog niet zo bedreven zijn in het maken van pasteitjes: rol het deeg voor de bodem van de pasteitjes niet te dun uit en snijd het mooi rond of ovaal, zoals u wilt. De bodem wordt in het midden bedekt met vulling of bestrooid met paneermeel. Het vlees, wild of gevogelte wordt in porties gesneden en schoongemaakt, in een aardewerken schaal gelegd, bestrooid met een handvol paneermeel, de juiste hoeveelheid zout, gemalen foelie, gember en enkele eetlepels kappertjes, het vlees met deze ingrediënten goed mengen en mooi in de pasteitjes verdelen; Giet vervolgens zoveel wijn of azijn over het vlees dat het net vochtig wordt. Leg plakjes ui bovenop het vlees en maak het deksel. De rand van de pasteitjes mag slechts drie vingers breed zijn; het is ook vooral belangrijk om ervoor te zorgen dat de rand goed wordt dichtgedraaid, dit gebeurt zoals bij het dichtdraaien van een koekje, omdat anders alle saus in de oven zou lopen. Als de pasteitjes een klein uur in de oven hebben gebakken, is het nodig om er bovenop een stukje uit te snijden, anders zouden de pasteitjes barsten. Ook moet je door deze opening nog wat saus, die wel warm moet zijn, door een trechter gieten. Als hij nog een uur gebakken heeft, is hij klaar. Alles hangt af van de temperatuur van de oven; als de oven te heet is, drogen het vlees en de pastei uit; als de oven te koud is, wordt het vlees niet mals; hij moet op middelhoog vuur gebakken worden.
__________________________________________________________________________________________________________