Snijd de jonge kippen, als ze nog klein zijn, in vier stukken; als ze al groot zijn, in acht stukken, was ze nogmaals en zet ze met koud water op het vuur. Als het water begint te koken, giet men het af, doet de kippen in een stoofpan, zout ze en giet er hete rundervet of boter overheen, laat ze stomen tot ze een beetje geel worden; vervolgens strooit men, afhankelijk van het aantal kippen, een of meerdere lepels bloem eroverheen en een fijngesneden ui.
Als de bloem geelachtig is, giet je er gelijke delen vleesbouillon en wijn bij; als je geen vleesbouillon hebt, neem je kokend water, doe je er gemalen foelie, fijngesneden citroenschil en schijfjes in en laat je het snel koken. Als het klaar is, wordt het in lege gebakken pasteitjes geserveerd; de helft van de saus wordt in de pasteitjes gegoten, de andere helft wordt in een sauskom bijgezet.
__________________________________________________________________________________________________________