Hiervoor neemt men een gepekeld stuk wild, zoveel als nodig is, en ontvelt het; als het wild van de bout of rug is, wordt het aan alle kanten fijn lardeert. In een stoofpan wordt de bodem bedekt met dun gesneden plakjes spek, het wild wordt erop gelegd, vervolgens gekruid met zout, gemalen kruidnagel en peper, er worden enkele geplette jeneverbessen aan toegevoegd en het geheel wordt op kolen geplaatst om te stomen. Als het wild een uur gestoomd heeft, wordt zwart brood geraspt, het geraspte brood met bloem gemengd en samen met fijngesneden sjalotten of andere uien erover gestrooid. Vervolgens laat men het nog zo lang stomen totdat de bloem donkergeel is. Vervolgens wordt er een glas wijn, een glas wijnazijn en twee glazen water bij gegoten, fijngesneden citroenschil en het sap toegevoegd, evenals enkele laurierblaadjes. Als het wild nog een half uur heeft gekookt, wordt het van het vuur gehaald. Het vlees wordt eruit gehaald, de saus wordt apart bewaard, de bodem van de pastei wordt met vulling bestreken, vervolgens wordt het wild erop gelegd en weer met vulling bedekt. Het deksel van de pastei mag niet te strak worden aangedrukt, zodat het niet scheurt. Als de pastei gebakken is, wordt het deksel eraf gesneden, wordt de helft van de saus erover gegoten en wordt de andere helft in een schaaltje op tafel gezet.
__________________________________________________________________________________________________________