Hiervoor kan men gebruik maken van overgebleven blauwgekookte karper. De graten worden eruit gehaald, het visvlees in kleine stukjes gesneden en in een stoofpan met gesmolten boter op kolen gezet; zodra het vlees begint te stomen, wordt er een beetje bloem en fijngesneden uien aan toegevoegd en mee gestoomd. Als dat gebeurd is, giet je er een glas wijn en evenveel bouillon bij, roer je er een eetlepel zure room en twee eidooiers doorheen, voeg je gesneden citroenschil en citroensap en gemalen foelie toe; en indien nodig ook een beetje zout. Als de ragout koud is, worden de vormpjes met boterdeeg bedekt en gevuld met visragout, waarna ze worden bedekt met rijst. De rijst wordt op de volgende manier bereid:
Kook de rijst in melk, iets dikker dan voor rijstepap; als de rijst gaar is, voeg je een stukje boter toe en roer je er twee goed geklopte eieren, een beetje zout en foelie doorheen, laat het dan nog een minuut op het vuur staan. Als de rijst koud is, bestrooi je een plank met bloem, vorm je de deksels en leg je deze op de pasteitjes, bestrijk je ze met ei en bak je ze. Als de rijst te veel ruimte inneemt, maak je de deksels van boterdeeg.
___________________________________________________________________________________________________________