Als de karper geschubd is, wordt hij gestript, wordt de gal uit de ingewanden verwijderd en wordt de vis in stukjes gesneden, goed gewassen, vervolgens in een aardewerken schaal gelegd, met zout bestrooid en met zoveel wijn en wijnazijn overgoten dat de karper eronder verdwijnt. De schaal wordt afgedekt en de vis blijft een nacht staan. Als de karper in de pastei wordt verwerkt, wordt de volgende vulling gemaakt:
men neemt een grote haring of zes Loth (105,2415 g) ansjovis, twee grote uien of een handvol sjalotten en de schil van een halve citroen, hak of weeg dit alles heel fijn, voeg drie handenvol paneermeel toe en roer het goed door elkaar met vier Loth (70,161 g) gesmolten boter, voeg een beetje gemalen foelie, peper, zout en eidooiers toe, zodat de vulling een vrij dikke pap is. Smeer vervolgens een schaal in met boter en doe de helft van de vulling erin, leg de in stukken gesneden karper erop, doe daar wat in plakjes gesneden boter op, een paar lepels van de met azijn vermengde wijn waarin de vis heeft gelegen en evenveel vleesbouillon; doe dan de andere helft van de vulling over de vis. Ten slotte wordt de rand van de schaal met geklopt ei bestreken en bedekt met bladerdeeg. Vervolgens wordt het deksel van hetzelfde deeg gemaakt, opnieuw met ei bestreken en bedekt met uitgesneden bladeren of bloemen van bladerdeeg, opnieuw bestreken en op een hoge temperatuur gebakken. Ondertussen wordt de volgende saus gemaakt:
In reuzel of boter worden paneermeel en bloem in gelijke delen met een handvol sjalotten goudbruin gebakken, vervolgens wordt de gebakken bloem met vleesbouillon (op vastendagen echter met water) aangemaakt, het sap van een halve citroen, samen met wat gesneden citroenschil, toegevoegd, en een beetje foelie en gember. Laat dit een half uur koken. Als de pastei gebakken is, snijdt u het deksel eraf, giet u de saus erin en serveert u deze in een apart schaaltje.
__________________________________________________________________________________________________________